Phylloxera, de bijna ondergang van Cognac en de opleving van whisky

Phylloxera, de bijna ondergang van Cognac en de opleving van whisky

Tussen de jaren 1860 en 1880 was het de gewoonte voor de Engelse middenklasse om brandy-soda te drinken, vooral in Londense pubs. Het grootste deel van deze brandewijn kwam uit de Franse departementen Charente en Charente-Maritime, gelegen ten oosten van de Bordeaux wijn streek, waar Cognac vandaan komt. De opkomst van een kleine gele luis genaamd Phylloxera Vastatrix, wat letterlijk 'verdroogde bladvernietiger' betekent, maakte een einde aan dit gebruik. Engelse pubbezoekers gingen noodgedwongen whisky drinken, wat leidde tot een hausse in de verkoop van Schotse blended whisky.

Phylloxera, hoe het begon

Het begon allemaal in Roquemaure, Frankrijk, waar een Amerikaanse druivenverzamelaar op bezoek kwam bij een Franse collega. De Franse collega woonde in dit dorp in het zuidelijke deel van de Rhône wijn vallei. Achter zijn huis had hij een ommuurde wijngaard, waar hij verschillende druivensoorten liet groeien. Ongetwijfeld gaf de Fransman de Amerikaan enkele planten om toe te voegen aan zijn collectie voor Amerikaanse wijnen. De Amerikaan beloofde op zijn beurt de Fransman een aantal van zijn planten per post te sturen, zodat beide verzamelingen werden uitgebreid. De Franse verzamelaar was deze belofte bijna vergeten toen er na geruime tijd een pakketje uit Amerika bij hem werd afgeleverd. Het bleken de beloofde Amerikaanse druivenplanten te zijn en hij besloot al snel om ze toe te voegen aan de Europese in zijn wijngaard.

In de lente van 1864 begonnen de bladeren van de planten in de wijngaard van de Franse verzamelaar echter een vreemde vorm en kleur aan te nemen. Wat hij niet wist, was dat het pakket uit Amerika niet alleen druivenplanten bevatte, maar ook een kleine gele druivenluis die in Europa nog nooit in het wild was gezien. Na een paar maanden waren al zijn Europese druivenplanten dood, terwijl de planten uit Amerika nog leefden.

De ontsteltenis was echter pas compleet toen bleek dat hetzelfde fenomeen zich ook in andere delen van de zuidelijke Rhône begon te manifesteren. Het vervelende was vooral dat niemand wist waaraan de druivenplanten nu doodgingen. Niemand wist dat het de kleine gele Phylloxera Vastatrix waren die aan de wortels van de plant aten en wondjes veroorzaakten, en hun speeksel in deze wondjes spoten zodat de plant deze wondjes niet meer kon dichten. Hierdoor konden schimmels en infecties de plant binnendringen, met de dood tot gevolg.

Mensen wisten ook nog niet dat deze bladluis in een winterei de winterkou kon overleven en dat er in één jaar vijf generaties luizen werden geboren, dat elk van deze generaties meerdere eieren kon produceren en dat de laatste generatie druivenluis vleugels kreeg om zich over een grote afstand te kunnen verspreiden. Zo gebeurde het dat in 1872 de eerste wijngaarden in de Charentes en Charente-Maritime werden aangetast, waardoor er op den duur te weinig Cognac geproduceerd kon worden. Over de hele wereld en vooral in Londen werd het drinken van Cognac een steeds duurdere hobby en gingen mensen over op Schotse blended whisky.

Schotse whisky was niet lekker

Het was in Engeland helemaal niet de gewoonte om Schotse whisky te drinken en al helemaal geen malt whisky. Malt whisky was voor de Engelsen en vooral voor de Londenaren een scherpe, lompe en rokerige drank die zeker niet zo verfijnd was als brandy. Zelfs aan het begin van de opkomst van blended whisky, sinds 1860 was het bij wet toegestaan om malt whisky en grain whisky te mengen, was het slechte imago van Schotse whisky zeker nog aanwezig.

De eerste Schotse blender probeerde al in 1862 een agentschap op te zetten in de Britse hoofdstad. Het was Arthur Bell die na de eerste lading whisky van zijn agent in Londen te horen kreeg dat zijn vrienden de whisky niet lekker vonden. Letterlijk kreeg hij van zijn agent, Mr Young, te horen: 'People thought Bell's whisky was too heavy in flavour'. Door jaren van experimenteren met blenden, lageren en het aanpassen van het alcoholpercentage, begon Schotse whisky geleidelijk toch in de smaak te vallen in Londen. Steeds meer whiskyblenders begonnen verkoopkantoren op te zetten in de stad.

John Walker, uit Kilmarnock, Schotland, opende een kantoor in 1880. Dit was precies op het moment dat de Londenaren door de uitbraak van phylloxera steeds vaker een andere drank moesten gaan drinken dan de populaire brandy. In die tijd had men de keuze uit rum, gin en Schotse whisky en na verloop van tijd begonnen de Engelsen steeds meer Schotse whisky te drinken, vooral als whisky soda ter vervanging van brandy soda. Er kwamen steeds meer blended whiskymerken op de markt en veel gelukzoekers wilden investeren in het bouwen van een distilleerderij. Tussen 1890 en 1900 werden er daarom maar liefst 40 nieuwe distilleerderijen gebouwd in Schotland. Aan deze 'Victoriaanse whiskyhausse', zoals deze periode in de Schotse whiskyindustrie nu wordt genoemd, kwam eind 1898 een abrupt einde toen een van de grootste whiskyhandelaren uit die tijd failliet ging.

Herrijzenis na bijna totale verwoesting

Ondertussen waren in Frankrijk en de rest van Europa, en vooral in de Cognacstreek, geleerden verwoed op zoek naar de oorzaak van de massale sterfte van de wijnstokken die wijn en Cognac produceerden. Geleidelijk aan kwamen ze erachter wat de oorzaak was en dat de oplossing van het probleem gezocht moest worden bij de veroorzaker. Plantkundigen ontdekten namelijk dat de Amerikaanse druivenplanten resistent waren tegen de druifluis Vastatrix. De planten waren niet alleen resistent tegen de druifluis, maar ook tegen de meeldauw die de Amerikaanse planten al in 1851 naar Europa hadden gebracht. Europese en Amerikaanse druivenplanten werden al jaren voor de uitbraak van de druifluis aan beide kanten van de oceaan heen en weer geëxperimenteerd. Zelfs nadat het probleem van de druifluis was opgelost, brachten de Amerikaanse planten nog twee andere ziekten met zich mee, namelijk valse meeldauw en zwartrot. Tegen beide ziekten waren de Amerikaanse planten resistent en de Europese niet.

Het verschil tussen meeldauw, valse meeldauw en black rot aan de ene kant en fylloxra aan de andere kant was dat de eerste drie ziekten bestreden konden worden met pesticiden. In het geval van Phylloxera Vastatrix moest de Europese wortel onder de Europese wijnstok vervangen worden door de Amerikaanse wortel. Dit was de enige manier om goede wijn te kunnen blijven maken met de Europese druivenplanten. De wijn van de Amerikaanse druivenplanten was namelijk lang niet zo goed. De oplossing leek dus gevonden, maar niet voor de Cognacproducenten. Dit komt omdat de bodem van de departementen Charente en Charente-Maritime veel kalk bevat en niet elke plant daar goed tegen kan. Er moest dus gezocht worden naar een Amerikaanse wortel die resistent was tegen phylloxera maar ook kon gedijen in de kalkrijke grond. Gelukkig duurde het niet lang voordat we een Amerikaanse wortel vonden die tegen beide problemen opgewassen bleek. Het was de Vitus Berlandieri.

Er waren echter nog twee 'kleine' problemen. Ten eerste was deze Amerikaanse wortel technisch niet te enten op de wettelijk toegestane druivenrassen voor Cognac en dus ook niet op de meest aangeplante druivenrassen van die tijd, de Folle Blanc en de Ugni Blanc. Het tweede probleem was; waar moesten we zoveel mogelijk van deze wortels vandaan halen om te enten op de nog levende Europese druivenplanten als het eerste probleem was opgelost?

Dubbele benadering

Om de twee problemen zo snel mogelijk op te lossen, ging een ervaren botanicus van de universiteit van Bordeaux aan de slag met het entprobleem, terwijl tegelijkertijd een jongere collega naar de Verenigde Staten ging om een plek te zoeken waar voldoende Vitus Berlandieri-planten aanwezig waren.

In 1887 werd op een wijncongres in Mâcon een wijnstok gepresenteerd die resistent was tegen Phylloxera en goed gedijde op kalkgrond, de 41B, die kon worden geënt op de oorspronkelijke Cognac-druivenplanten. In hetzelfde jaar werden er zoveel Vitus Berlandieri druivenplanten gevonden in de kalksteenbergen van Noord-Texas dat de wortels ervan meteen werden geoogst en geëxporteerd naar Frankrijk. Voordat deze wortels Frankrijk konden bereiken, moesten ze vanuit Noord-Texas per boot over de Red River en de Mississippi naar New Orleans worden verscheept. Daar werden de wortels overgeladen op een stoomschip naar de Franse haven La Rochelle. Aangekomen in Frankrijk werden de wortels voorbereid tot de 41B onderstam om vervolgens te worden geënt onder de Europese druivenplant Ugni Blanc waarmee de wijngaarden in de Cognac regio werden herbeplant. Tegen 1895 was er 12.000 hectare aangeplant in de departementen Charente en Charente-Maritime en tegen 1900 was dat aantal vervijfvoudigd.

Zo kon het gebeuren dat bij afwezigheid van Cognac er genoeg goede whisky was, en toen de whiskymarkt instortte, kon er weer volop Cognac geproduceerd en gedronken worden.

Wijn beoordeling
 

Wijn beoordeling

Bekijk blog
Aan favorieten toegevoegd